MIT R&D 2020
Waarvoor kun je subsidie krijgen?
Meer informatie over deze kosten vind je in artikel 6 van de Verordening MIT R&D Samenwerking 2020
Wat zijn de voorwaarden?
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. AGVV: Algemene groepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187), gewijzigd bij verordening (EU) 2017/1084 van de commissie van 14 juni 2017;
b. MKB-onderneming: micro-, kleine of middelgrote onderneming in de zin van bijlage I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;
c. R&D-samenwerkingsproject: project, bestaande uit industrieel onderzoek, zoals bedoeld in artikel 2, lid 85, van de AGVV of experimentele ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 2, lid 86, van de AGVV of een combinatie hiervan, in daadwerkelijke samenwerking en voor gezamenlijke rekening en risico uitgevoerd door een R&D-samenwerkingsverband;
d. R&D-samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit twee of meer van elkaar losstaande MKB-ondernemingen, welk verband is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een R&D-samenwerkingsproject;
e. Penvoerder: een deelnemer in een R&D-samenwerkingsverband, die zorgdraagt en verantwoordelijk is voor de projectadministratie, aanvragen en verzoeken;
f. Innovatieagenda’s topsectoren: de thema’s zoals omschreven in de innovatieagenda’s voor de topsectoren Agri & food, Chemie, Creatieve industrie, Energie, Logistiek, Life sciences & health, Tuinbouw & uitgangsmaterialen, Water en High Tech Systemen & Materialen inclusief ICT;
g. SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland;
h. Noord-Nederlandse economie: de economie in de regio Groningen, Fryslân en Drenthe;
i. ASR SNN 2019: Algemene subsidieregeling SNN 2019;
j. Gedeputeerde staten: de gedeputeerde staten van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen.
Inleiding
Projecten die voor subsidiëring vanuit de regeling in aanmerking komen bevinden zich relatief dicht bij de markt. Het gaat niet om de oplossingen van de toekomst, maar om de oplossingen van morgen. Uitgangspunt is dat activiteiten waarvan mag worden verwacht dat die door ‘de markt’ worden opgepakt en gefinancierd ook door ‘de markt’ worden opgepakt en gefinancierd. In praktijk komt dit erop neer dat ondersteuning kan reiken tot daar waar de
staatssteunnormen dit toelaten.
Er is voor gekozen te werken met een tijdelijke openstelling van het loket. Het dagelijks bestuur van het SNN rangschikt de ingediende aanvragen aan de hand van de criteria die zijn genoemd in artikel 13 van de regeling. Bij het beoordelen van de projecten wordt advies ingewonnen van extern deskundigen. Deze deskundigen hebben expertise op het gebied van onder meer innovatie, business-cases, duurzaamheid, arbeidsmarkt en koolstofarme economie.
Hieronder volgt een artikelsgewijze toelichting.
Aantekeningen Roelf
RVO geeft het volgende aan:
• Minimaal 2 Nederlandse MKB’ers in het samenwerkingsverband
• Er mag wel een buitenlandse partij mee doen (naast de 2 Nederlandse) maar deze krijgt geen subsidie.
Wij gaan mee in de lijn van RVO
Aantekeningen Roelf
Wat zijn de consequenties voor de reeds toegekende subsidie als de MKB status van een onderneming gedurende het project wijzigt?
Op het moment van verlenen wordt de MKB-toets uitgevoerd. Op dat moment wordt bepaald of de onderneming al dan niet MKB is.
Wat als een onderneming gedurende het project wordt overgenomen / gaat fuseren?
Er kan sprake zijn van twee situaties:
Beide situaties betreffen een wijziging van de juridische organisatiestructuur. Je moet dan altijd een wijzigingsverzoek indienen zodat SNN kan beoordelen wat er precies is gebeurd en of de verleningsbeschikking moet worden aangepast.
Als de rechtspersoon blijft bestaan en de activiteiten gewoon ook verder voortzet en de werkzaamheden uitvoert conform de aanvraag wordt de subsidie niet teruggevorderd, omdat de status wijziging in de MKB geen gevolgen heeft voor de subsidieverlening.
In de tweede situatie waarbij een rechtspersoon wordt opgeheven is het maar de vraag of de subsidieverlening dan nog kan worden gehandhaafd. Beoordeeld moet worden of de ondernemingsactiviteit blijft bestaan, of die nog in Noord-Nederland zit en of de werkzaamheden van het project conform de aanvraag worden uitgevoerd, enz., enz. Dit is een dusdanig specifieke situatie dat daarvan op voorhand niet is te zeggen of de subsidieverlening gehandhaafd kan blijven.
In het geval een rechtspersoon blijft bestaan en deze een nieuwe subsidieaanvraag gaat indienen voor een regeling waarbij de MKB-toets moet worden uitgevoerd dan geeft de AGVV spelregels. Kort samengevat heb je de volgende situaties waarbij de grenzen van MKB-normen worden overschreden:
Er kan sprake zijn van:
Natuurlijke groei: hierop is artikel 4 lid 2 (bijlag 1 van de AGVV) van toepassing en die luidt als volgt:
Wanneer een onderneming op de datum van afsluiting van de rekeningen vaststelt dat de op jaarbasis berekende gegevens boven of onder de in artikel 2 bedoelde drempels voor het aantal werkzame personen of de financiële bedragen liggen, verkrijgt of verliest zij de hoedanigheid van middelgrote, kleine of micro-onderneming alleen wanneer deze drempels in twee opeenvolgende boekjaren worden overschreden.
Er is hier als het ware sprake van een “overgangsperiode” om ervoor te zorgen ondernemingen die tegen de drempels aan zitten en daar tijdelijk overheen zekerheid te bieden waardoor ze niet direct hun KMO status verliezen.
Fusie/overname: als hier sprake van is dan is er geen sprake van een “overgangsperiode” bij de bepaling van de status MKB of groot. Hier is van toepassing:
In het besluit 2012/838/EU van de Commissie van 18 december 2012 wordt in 1.1.3.1. Definities, punt 6 onder e het volgende gesteld:
“Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG verliest een onderneming de kmo-status pas nadat de drempels vermeld in artikel 2 van de aanbeveling in twee opeenvolgende boekjaren overschreden worden. Deze regel is niet van toepassing wanneer een kmo fuseert met of wordt overgenomen door een grotere groep; in dat geval verliest de kmo haar status met ingang van de datum van de transactie.”
Artikel 2 Doel van de regeling
De subsidieregeling heeft als doel innovatie bij het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen te stimuleren.
Artikel 3 Doelgroep
De subsidie kan worden verstrekt aan de deelnemers in een R&D samenwerkingsverband.
Elke deelnemer aan het R&D-samenwerkingsverband neemt niet meer dan 70% van
de voor subsidie in aanmerking komende kosten van het R&D-samenwerkingsproject
voor zijn rekening.
Artikel 4 Penvoerder
Toelichting op Artikel 4 Penvoerder
Het verdient aanbeveling om een samenwerkingsovereenkomst op te stellen met alle partners en daarin ook afspraken vast te leggen omtrent betalingen. Dit is echter geen verplichting.
Artikel 5 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor een R&D-samenwerkingsproject dat past binnen de Innovatieagenda’s van ten minste één van de volgende topsectoren, al dan niet in combinatie met een andere topsector of ondersteunde sector:
a. Agri & Food;
b. Chemie;
c. Creatieve industrie;
d. Energie;
e. Logistiek;
f. Life Sciences and Health;
g. Tuinbouw & Uitgangsmaterialen;
h. Water;
i. High Tech Systemen & Materialen inclusief ICT.
Indien tijdens de looptijd van de regeling meerdere sectoren worden toegevoegd of gewijzigd worden deze in de uitvoering meegenomen.
Artikel 6 Subsidiabele kosten
a. Personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;
b. Kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt,
worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkend boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
c. Kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten
beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
d. Kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm’s length voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;
e. Bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
Toelichting op Artikel 6 Subsidiabele kosten
De volgende kosten zijn in geen enkel geval subsidiabel:
a. Administratieve en financiële sancties en boetes;
b. Winstopslagen binnen een groep of samenwerkingsverband;
c. Fooien en geschenken;
d. Representatiekosten- en vergoedingen;
e. Kosten van personeelsactiviteiten;
f. Gratificaties en bonussen;
g. Kosten van outplacementtraject;
h. Kosten voor vrijwilligers;
i. Stagevergoedingen.
Artikel 7 Staatssteun
De bepalingen uit hoofdstuk I en II en artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening zijn van toepassing.
Toelichting op Artikel 7 Staatssteun
Ten aanzien van staatssteun kan in het algemeen sprake van zijn drie situaties: geen staatssteun (geen economische activiteiten), geoorloofde staatssteun of ongeoorloofde staatssteun. In de eerste twee gevallen is subsidieverlening toegestaan. Om staatssteun geoorloofd te laten zijn dienen de projectactiviteiten binnen een vrijstellingskader te vallen.
Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd indien de normen van de Europese Commissie daartoe nopen. Als voor een activiteit al subsidie door een ander bestuursorgaan of door de Europese Commissie of door private organisaties of personen subsidie is verstrekt, wordt de te verstrekken subsidie zodanig berekend dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het totaal van de voor subsidie in aanmerking komende kosten. Het totaal aan overheidsbijdragen kan niet meer bedragen dan volgens het Europees steunkader is
toegestaan.
Artikel 8 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019 wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:
a. Het project niet minimaal 50 punten scoort;
b. Een deel van de subsidie dat aan een deelnemer aan het samenwerkingsverband toekomt:
- a) minder dan € 25.000 bedraagt; of,
- b) meer bedraagt dan:
- € 100.000 indien het subsidiebedrag maximaal € 200.000 is; of
- meer bedraagt dan € 175.000 indien het subsidiebedrag hoger dan € 200.000 is.
c. Het project 0 punten scoort op het criterium technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassingen, zoals beschreven in artikel 13 lid 1 onder a;
d. Het project 0 punten scoort op het criterium economische waarde, zoals beschreven in artikel 13 lid 1 onder b;
e. Het project 0 punten scoort op het criterium kwaliteit van de R&D-samenwerking, zoals beschreven in artikel 13 lid 1 onder c;
f. De kwaliteit van het projectplan onvoldoende is;
g. Werkzaamheden die onderdeel zijn van het project, zijn aangevangen vóór de ontvangst van de aanvraag;
h. Niet minimaal 50% van de subsidiabele kosten van het project worden gedragen door deelnemers die zijn gevestigd in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen en die in deze provincies ondernemingsactiviteiten uitvoeren;
i. Het project niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;
j. Het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;
k. Tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan;
l. De aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;
m. De onderneming de subsidie wil aanwenden voor een project waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een dergelijk project.
Toelichting op Artikel 8 Weigeringsgronden
Een project moet obstakel vrij zijn om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Dit houdt in dat er geen wezenlijk formele, juridische en financiële aspecten mogen zijn dieuitvoering van het project in de weg staan.
Artikel 8 sub a:
Indien niet minimaal 50 van de 100 punten worden gehaald, waarbij de verdeling van de punten is opgenomen in artikel 13, draagt het project in ieder geval niet voldoende bij aan de specifieke doelstelling binnen het programma zoals opgenomen in deze subsidieregeling.
Artikel 8 sub f:
Op dit criterium kunnen geen punten worden gescoord. Het is van belang dat in het projectplan alle elementen helder en eenduidig zijn omschreven en onderbouwd met argumenten.
Artikel 8 sub g:
Hierbij geldt dat een verplichting pas mag zijn aangegaan na indiening van het project bij SNN. Na indiening van de aanvraag mag voor eigen risico worden begonnen met het project.
Artikel 8 sub h:
Wanneer de activiteiten in Noord-Nederland worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, geen of nauwelijks activiteiten in Noord-Nederland worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in Noord-Nederland te
zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd. Alleen R&D activiteiten in een kantoor in Noord-Nederland is niet voldoende.
Artikel 8 sub k:
Er is in ieder geval sprake van overwegende bezwaren indien er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de goede zeden of de openbare orde.
Artikel 9 Subsidieplafond
Artikel 10 Aanvraagperiode
Subsidie kan worden aangevraagd van 11 juni 2020 9:00 uur tot 10 september 2020 17:00 uur.
Artikel 11 Subsidieaanvraag
Artikel 12 Subsidiehoogte
De subsidie bedraagt maximaal 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 350.000 per R&D-samenwerkingsproject.
Artikel 13 Rangschikking
a. Technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassingen
Hierbij wordt met name gelet op de elementen:
- Hoe vernieuwend is het resultaat van het project (het beoogde product, proces of de dienst)?
- Gaat het om iets nieuws of een nieuwe toepassing van iets bestaands?
- Hoe verhoudt dit project zich tot ontwikkelingen in de topsector en tot
internationale ontwikkelingen?- Is er op (inter-) nationale schaal sprake van een dergelijke ontwikkeling?
- Zo ja, welke ontwikkelingen zijn dit en hoe verhouden deze zich tot het project?
- Hoe vernieuwend is de gekozen aanpak of de onderzoeksmethoden?
- Hoe haalbaar is de innovatie en wat is het technologisch risico?
- Welke strategieën zijn er om de ontwikkelrisico’s te minimaliseren?
b. Economische waarde
Hierbij wordt met name gelet op de elementen:
- De mate waarin de effecten van het project ten goede komen aan de Noord-Nederlandse economie.
- De mate waarin de effecten van het project ten goede komen aan de Nederlandse economie.
- Wat is de concurrentiepositie en hoe ziet de aanvrager het project in dat licht?
- Wat zijn de bedreigingen, (commerciële) risico’s en externe factoren bij het project? Hoe worden deze risico’s geminimaliseerd.
- Hoe sluit het project aan bij de strategische doelstelling van de betrokken bedrijven?
- Welke stappen moeten na afloop van het project worden doorlopen tot aan de marktintroductie?
- Hoe financiert iedere deelnemer zijn aandeel in de projectkosten (zowel de bijdrage in cash als de bijdrage in uren in relatie tot de reguliere bedrijfsvoering) en de kosten tot en met de marktintroductie?
- Waarom zijn aanvragers bereid om een eigen bijdrage in dit project te stoppen? Koppeling tussen de bereidheid om deze stap te zetten aan de risico’s en perspectieven van de projectresultaten.
c. Kwaliteit van de MIT-R&D samenwerking
Hierbij wordt met name gelet op de elementen:
- Kernactiviteiten/expertise belangrijkste markt(en) en huidige omzet van de partners binnen het samenwerkingsverband.
- Onderbouwing dat de partners (en derden) gezamenlijk voldoende expertise hebben om het project uit te kunnen voeren.
- Beschrijving van de capaciteiten (resources) van de deelnemers binnen het samenwerkingsverband en waarom die toereikend zijn om het project uit te voeren.
- Beschrijving van de projectorganisatie. Is er een projectleider aangesteld, is er een stuurgroep?
- Beschrijving in welke mate het project een directe relatie heeft met andere projecten in de topsector of wordt er samengewerkt met andere partijen uit de topsector?
- De afspraken die er zijn gemaakt over het intellectueel eigendom. Hoe worden de resultaten van het project verdeeld?
d. Niet conventionele sector overstijgende combinaties
Hierbij wordt met name gelet op de elementen:
- De thema’s uit de verschillende topsectoren die gecombineerd worden.
- De mate waarin deze thema’s worden gecombineerd. De combinatie van meer dan twee thema’s is niet per se waardevoller; intensiteit en verwevenheid van
de thema’s tellen zwaarder.- Onderbouwing waarom deze combinatie minder voor de hand ligt, maar wel een waardevol project oplevert.
2.De aanvragen worden door het dagelijks bestuur SNN in eerste instantie kwalitatief beoordeeld waarbij verschillende gradaties mogelijk zijn: “ruim voldoende”, “voldoende”, “matig” of “onvoldoende”. Deze beoordeling wordt omgezet in een puntenbeoordeling zoals genoemd in lid 3.
3.a. Voor de criteria a, b en c kunnen per criterium 30 punten worden behaald met de volgende verdeling:
- ruim voldoende = 30 punten
- voldoende = 20 punten
- matig = 10 punten
- onvoldoende = 0 punten
3.b. Voor criterium d kunnen maximaal 10 punten worden behaald met de volgende verdeling:
- ruim voldoende = 10 punten
- matig tot voldoende = 5 punten
- onvoldoende = 0 punten
4.Het dagelijks bestuur SNN rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger, naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.
Toelichting op Artikel 13 Rangschikking
Er zijn vier categorieën, waarop een project gewogen wordt. Het is van groot belang dat de aanvrager zorgdraagt voor een gedegen kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van de in de aanvraag gepresenteerde zaken. Een complete en gedegen onderbouwing borgt dat het SNN een goed oordeel kan vormen over een project en de mate waarin het project scoort op de beoordelingscriteria.
Een project zal doorgaans hoger scoren als binnen het project partners vanuit verschillende sectoren met elkaar samenwerken (cross-overs).
Artikel 14 Beslissen aanvraag
De termijn voor het nemen van een besluit op een subsidieaanvraag wordt gesteld op 13 weken na 10 september 2020.
Artikel 15 Subsidieverplichtingen
Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:
Toelichting op Artikel 15 Subsidieverplichtingen
Kosten moeten zijn gemaakt op uiterlijk de einddatum van het project. Kosten moeten zijn betaald vóór indiening van het verzoek tot definitieve vaststelling, met uitzondering van de accountantskosten die eventueel zijn gemaakt voor het afgeven van een verklaring bij de definitieve vaststelling.
Artikel 16 Voorschotten
Artikel 17 Vaststelling
Artikel 18 Termijnen
De termijn voor het nemen van een besluit op een verzoek tot subsidievaststelling wordt gesteld op 13 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
Artikel 19 Bekendmaking, inwerkingtreding en overgangsrecht
Artikel 20 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als MIT R&D samenwerking Noord-Nederland 2020.
Notitie Roelf: Waarom buitenlandse ondernemingen geen subsidie kunnen krijgen als onderdeel van een samenwerkingsverband.
In de MIT R&D Samenwerking zit naast provinciaal geld ook geld van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Deze hanteert EZ kaders voor de verstrekking van subsidies. In de volgende artikelen is bepaald aan wie subsidie kan worden verstrekt:
Uit het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;
Artikel 3.1 Een subsidie wordt verstrekt aan een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap die voor eigen rekening en risico activiteiten uitvoert die ten goede komen aan de Nederlandse economie of andere Nederlandse belangen.
Artikel 39a: Een onderneming die op het tijdstip van de verlening van de subsidie geen vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland heeft, draagt er zorg voor dat deze onderneming voor de eerste voorschotbetaling een vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland heeft.
Uit artikel 39a blijkt dat de onderneming in Nederland gevestigd moet zijn. Ik hoop hiermee een afdoende antwoord te hebben verstrekt.
Notitie Roelf: te uploaden stukken door de aanvrager
Gegevens medeaanvragers + bijlagen
Ze moeten aanleveren:
• Ondertekening projectpartner
• Mkb verklaring
• Verklaring financiële moeilijkheden
• Indien van toepassing een juridische organisatiestructuur
• Geconsolideerde jaarrekening